Zoeken

Moeilijk, moeilijk ... en wat dan? 

Auteur

Pieter Boot

Het Planbureau voor de Leefomgeving laat in de zojuist verschenen Klimaat- en Energieverkenning zien dat het Nederlandse klimaatdoel verder uit zicht raakt. Achterliggende cijfers zijn nog vervelender. Zo worden er tot 2030 niet de verwachte 500.000 woningen aan warmtenetten aangesloten, maar slechts 70.000. Het finaal energieverbruik daalt nauwelijks. De verwachte productie van wind op zee is fors lager dan vorig jaar gedacht. En een deel van de geraamde emissiedaling in de industrie komt doordat bedrijven minder produceren. Lichtpuntje is dat de emissiedoelstelling voor de sectoren waarvoor we in Europa verantwoordelijk zijn ruimschoots wordt bereikt. Sommige landen stellen dit als enige doel – de rest valt immers grotendeels onder de Europese emissiehandel – en in dat geval zou minister Hermans tevreden hebben kunnen kijken. Nu niet. Maar Nederland is niet het enige land waarin de energietransitie op een lager pitje is komen te staan. Hoe staat het in de landen om ons heen? Pieter Boot werpt de blik kort op het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland. We zien daar drie reacties. 

Het ene uiterste is het Verenigd Koninkrijk. Hier heeft de minister van Net-Zero, Miliband, zich geprofileerd met ambitieus beleid. Zijn missie is de naam van het ministerie. De Labourregering heeft grote problemen, ministers stappen op, de economie groeit nauwelijks, maar Miliband geeft geen krimp. Er is industriebeleid uitgestippeld met lagere prijzen voor grote bedrijven en aandacht voor technologieclusters. Geld om energie in de gebouwde omgeving te besparen is ondanks bezuinigingen behouden gebleven. Nieuwe kerncentrales worden gebouwd, de ruimtelijke ordeningseisen voor hernieuwbare energie en hoogspanningsleidingen zijn versoepeld. De broeikasgasemissiereductie ten opzichte van 1990 bedroeg vorig jaar 50,4 procent – het hoogst van alle industrielanden ter wereld. Het Committee on Climate Change, dat de voortgang jaarlijks moet beoordelen, is er niet helemaal zeker van of het doel voor 2030 – min 68 procent – gehaald zal worden, maar sluit het ook niet uit. Het ziet het tempo van uitrol van warmtepompen als grootste risico. In het VK is de verhouding tussen elektriciteits- en gasprijzen zo ongunstig dat warmtepompen niet lonen. Dit energie- en klimaatbeleid heeft er echter voor gezorgd dat de Britse politiek steeds meer verdeeld raakt. Anders dan vroeger verzetten oppositiepartijen zich tegen het doel van netto-nul omdat ze denken dat hier kiezers mee te winnen zijn. 

Frankrijk is het andere uiterste. Het Franse energie- en klimaatbeleid ligt al jaren stil. Nieuwe beleidsvoorstellen en wetten, die al jarenlang geleden aangekondigd zijn, komen niet tot stand. Het grotere probleem dat er geen politieke meerderheid voor begrotingsvoorstellen te krijgen is, vertaalt zich uiteraard naar energie en klimaat. Daar komt bij dat de drie politieke blokken van mening verschillen over achterliggende vragen als de gewenste verhouding tussen hernieuwbaar opgewekte elektriciteit en kernenergie en welke toename van de elektriciteitsvraag eigenlijk te verwachten is. De Haut Conseil du Climat, die dit alles moet beoordelen, is dan ook erg somber. In de landbouw en het verkeer zijn alleen kleine beleidsaanzetten, en boeren hebben al helemaal geen zin in streng beleid. Daar komt in Frankrijk een probleem bij dat het landgebruik altijd veel koolstof opnam, maar dat door veroudering van bossen deze opname vermindert. Frankrijk had in 2024 32,3% broeikasgasemissies ten opzichte van 1990 gereduceerd en zal het doel van – 50% in 2030 niet halen. 

“Overal is het moeilijk en nergens is het doel voor 2030 al helemaal in zicht – om van het achterliggende latere doel van netto-nul maar te zwijgen”

Duitsland zit hier een beetje tussen in. De dit voorjaar aangetreden minister Reiche zet zich formeel erg af tegen haar groene voorganger Habeck. Ze begon met een realiteitscheck voor de transitie in de elektriciteitssector. Hoofdvraag daarbij is of de ambities bij de toename van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit, bij de netten en de verwachting inzake de elektriciteitsvraag wel sporen. Twee instituten deden daar onderzoek naar, dat onlangs met een korte beleidsreactie is gepubliceerd. De toename van de elektriciteitsvraag zal lager zijn dan eerst verwacht en de ambitie voor hernieuwbare energie neerwaarts neerwaarts bijgesteld. Niet ondenkbaar is dat de ondersteuning van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit op de schop gaat - zo krijgen mensen die zon-PV aanleggen daar nog steeds een langdurig vaste vergoeding voor. Maar in feite zet de huidige regering veel beleid van de vorige voort. Centraal daarin staat de poging om een kern van energie-intensieve industrie te behouden. Daartoe is een deel van het door hen te betalen elektriciteitstarief overgenomen door de staat.  Dat was hard nodig, omdat de laatste jaren de omzet van deze industrie met zo'n 20% is afgenomen. Het is nog ongewis hoe dit gaat uitpakken. Van bijvoorbeeld de drie grote staalbedrijven die nog van de vorige regering subsidie voor verduurzaming hadden ontvangen, heeft een die teruggegeven, heeft de tweede volmondig bevestigd dat de verduurzamingsplannen doorgaan, en aarzelt de derde. Duitsland heeft in 2024 de broeikasgasemissies met 42,9% gereduceerd ten opzichte van 1990. De Expertenrat für Klimafragen denkt dat het doel van -65% in 2030 net niet gehaald zal worden, maar dat -63% niet onmogelijk is. Anders dan in Nederland wordt ook het in Europa verplichte doel buiten de emissiehandel (dus de emissies in vooral gebouwde omgeving, transport en kleinere bedrijven) niet gehaald. 

Overal is het moeilijk en nergens is het doel voor 2030 is in wisselende mate in zicht – om van het achterliggende latere doel van netto-nul nog maar te zwijgen. De publieke opinie is ook minder met het klimaat begaan dan enkele jaren geleden. Regeringen zien dit ook en proberen dat aan te pakken met een nadruk op de kansen voor nieuwe schone technologie of de samenhang met meer Europese onafhankelijkheid bij lagere import. Op het moment dat men afziet van eigen gaswinning is al duidelijk op welke grenzen deze samenhang stuit. Het lastigst is waarschijnlijk de vraag naar de energierekening. Niet ondenkbaar is dat op enige termijn een meer duurzame economie goedkoper zal zijn dan de huidige. Dat argument wordt in de omringende landen veel gebruikt. Maar het zal, voordat het zover is, een enorme investeringsgolf eisen. En die kosten gaan voor de baat uit. Hoe overtuig je de burger van de tijdelijkheid van deze investeringen, en hoe zorg je ervoor dat grote ondernemingen hun vestigingsplaats aantrekkelijk blijven vinden? 

Pieter Boot

Pieter Boot is verbonden aan het CIEP en was sectorhoofd bij het PBL