Zoeken

Wat we weten en niet (kunnen) weten over klimaatverandering

De werking van het klimaatsysteem is uitermate complex en deels onbegrepen. De Britse klimaatwetenschapper David Stainforth schreef er een toegankelijk en lezenswaardig boek over, waarin hij uitlegt waarom we nog steeds niet goed kunnen voorspellen hoe het klimaat zich de komende jaren en decennia zal ontwikkelen. Tegelijkertijd is wat we wel weten alarmerend genoeg om in actie te komen. Daarover verscheen een interessant rapport van het Tony Blair Institute for Global Change, met een voorwoord van de naamgever en oprichter van deze denktank. Anton Buijs las en recenseerde beide publicaties voor Energiepodium.

Voor klimaatactivisten is klimaatverandering de moeder van alle ellende die de wereld de komende jaren en decennia dreigt te overspoelen. De gevolgen voor natuur en mensheid zijn nu al desastreus en lijken onomkeerbaar. Tenzij alsnog én snel de drastische maatregelen worden genomen die noodzakelijk zijn om het tij te keren, hollen we, aldus de activisten, collectief de afgrond tegemoet.

Vooropgesteld, ze hebben een punt. Wie een willekeurige natuurdocumentaire bekijkt, ontkomt er niet aan: flora en fauna staan zwaar onder druk als gevolg van menselijk handelen. En dan hebben we het niet alleen over onnatuurlijke klimaatverandering maar over alle vormen van milieuverontreiniging.

Toch dringt zich de vraag op of de zaken niet veel te somber worden voorgesteld. Anders gezegd, hebben we hier met een moderne variant van het ondergangsdenken te maken, dat een deel van de mensheid al sinds Bijbelse tijden in zijn greep houdt? Of is er juist ook ruimte voor optimisme, bijvoorbeeld omdat de menselijke inventiviteit en creativiteit als het er echt op aankomt, geen grenzen kent. En is klimaatverandering per definitie slecht of zijn er juist regio’s en gemeenschappen die ervan kunnen profiteren?

Vooral die laatste overweging is in delen van de klimaatbeweging taboe. Door deze vraag te stellen zou je immers munitie verschaffen aan degenen die onnatuurlijke klimaatverandering niet serieus nemen of zelfs het bestaan ervan ontkennen. Dit ervoer Trouw-journalist Maarten van Gestel, die onlangs naar aanleiding van het ongekend aangename weer op 21 februari (zonnig, 18 graden) een reportage wilde schrijven waarin hij op zoek ging naar de mogelijk positieve kanten van klimaatverandering. Dit voornemen, door hem zelf klimaat-odyssee genoemd, werd hem niet overal in dank afgenomen. Een deel van de geïnterviewden en een aantal van zijn mederedacteuren vonden deze insteek onverstandig of zelfs verwerpelijk. Een van hen is Gerrit Hiemstra, de oud-weerman die zich tegenwoordig onder het motto ‘geen woorden maar daden’ wijdt aan de bouw van duurzame woningen. Hij is zo gefrustreerd over de zorgeloosheid van veel mensen dat hij hoopt op een klimaatramp, ‘een overstroming of zo, het liefst in de Randstad. Dat is het enige dat leidt tot tot grootschalige verandering.’ Met andere woorden: dit zal ze leren, al die mensen die eind februari zorgeloos op een terrasje zitten, genoeglijk keuvelend en nippend aan een glaasje.

“Het is deze disproportionaliteit tussen oorzaak en gevolg die het zo moeilijk maakt om betrouwbare uitspraken te doen over hoe het klimaat zich de komende zal ontwikkelen”

Afgezien van het feit dat dit weer eens aantoont hoe ook idealisten uit de bocht kunnen vliegen, is het in de grond een principieel onwetenschappelijke houding. Klimaatverandering is een uiterst complex onderzoeksgebied. Hoewel de kennis over dit fenomeen de afgelopen decennia dankzij de tomeloze inzet van onderzoekers van over de gehele wereld enorm is toegenomen, weten we nog steeds heel veel niet. In zijn boek Predicting Our Climate Future zet de Britse klimaatwetenschapper David Stainforth op een toegankelijke manier met tal van concrete voorbeelden uiteen waarom. Uiteindelijk gaat het, zoals de titel aangeeft, erom te voorspellen hoe het klimaat zich de komende jaren en decennia zal ontwikkelen. Dit streven wordt bemoeilijkt doordat het fysieke klimaatsysteem uit veel op elkaar inwerkende componenten bestaat – de atmosfeer, de oceanen, ecosystemen op land, de cryosfeer, enz. – die elk weer opgebouwd zijn uit diverse subsystemen. Bovendien gedraagt het zich zoals wat wiskundigen een niet-lineair dynamisch systeem noemen. Daarin verhouden oorzaak en gevolg zich niet evenredig tot elkaar. Kleine veranderingen kunnen grootschalige onvoorspelbare effecten hebben. Denk aan het zogeheten Butterfly Effect, het verschijnsel waardoor de vleugelslag van vele duizenden migrerende Monarch-vlinders in Mexico een proces in gang zet dat een tyfoon aan de andere kant van de aardbol kan veroorzaken.

Het is deze disproportionaliteit tussen oorzaak en gevolg die het zo moeilijk maakt om betrouwbare uitspraken te doen over hoe het klimaat zich de komende jaren en decennia zal ontwikkelen. We kennen de trends – het CO2-percentage in de atmosfeer blijft groeien, de gemiddelde temperaturen stijgen bijgevolg jaar na jaar, de extremen nemen toe – maar de gehanteerde computermodellen zijn niet in staat om goed te voorspellen wat zich wanneer, waar en in welke mate zal voordoen. En computermodellen zijn, naast een reeks vandaag meetbare grootheden en historische trends zoals temperaturen en de toename van broeikasgassen in de atmosfeer, het enige dat we hebben. Daarin onderscheidt klimaatwetenschap zich van andere natuurkundige disciplines, waarbij het mogelijk is om experimenten te doen, die keer op keer te herhalen, de resultaten te verifiëren om vervolgens een hypothese te formuleren die, tot anderszins wordt bewezen, voor waarheid wordt aangenomen. In de klimaatwetenschap draait het om het voorspellen van verschijnselen die zich over tien, twintig of nog meer jaren zullen voordoen, Daardoor blijft het, hoe verfijnd ook, bij simulaties en scenario’s.

“Een extra complicerende factor is, aldus Stainforth, dat het wetenschappelijk onderzoek zich tot nu toe hoofdzakelijk heeft beperkt tot de fysieke aspecten van klimaatverandering”

Een extra complicerende factor is, aldus Stainforth, dat het wetenschappelijk onderzoek zich tot nu toe hoofdzakelijk heeft beperkt tot de fysieke aspecten van klimaatverandering. Maar dat is niet genoeg. Er zijn tal van andere kennisgebieden die indirect inwerken op de ontwikkeling van het klimaat, zoals economie, politiek, sociologie, psychologie, maar volgens Stainforth in dit kader helaas onderbelicht zijn gebleven. Hij pleit daarom voor een meer interdisciplinaire aanpak, niet alleen door onderzoeksresultaten uit te wisselen maar vooral door structureel multidisciplinaire onderzoeksteams in te zetten. In dit licht is het juist nuttig om ook te onderzoeken of klimaatverandering op sommige plekken positieve gevolgen heeft. Niet om de vernietigende effecten op regionaal en lokaal niveau als het ware weg te strepen tegen mogelijk aangename gevolgen op andere plaatsen. Dat zou ten eerste immoreel zijn tegenover de slachtoffers van klimaatverandering en bovendien voorbijgaan aan het feit dat grote problemen in één regio ingrijpende geopolitieke consequenties kunnen hebben. Wel om meer inzicht te krijgen in hoe samenlevingen hiermee omgaan, wat daarvan de economische en politieke consequenties zijn en hoe landen individueel en gezamenlijk hierop kunnen reageren zonder dat dit tot onbeheersbare spanningen leidt tussen natiestaten, daardoor nog meer oorlogen, hongersnoden en grotere vluchtelingenstromen.

Dit alles betekent dat de mensheid, ook al tast zij nog in het duister over de precieze gevolgen van klimaatverandering, zich niet kan veroorloven in afwachting van ontwikkelingen in de wetenschap op haar handen te gaan zitten. Wat we weten is verontrustend genoeg; actie is daarom geboden. Maar actie moet uiteindelijk hand in hand gaan met begrip. Zo niet, dan doen we maar wat.

De vraag is wat daarbij prioriteit moet krijgen. Wat moet in het licht van de onzekerheden die klimaatverandering omgeven, meer aandacht krijgen? Mitigatie of adaptatie?

Er is vooral in Europa veel werk gemaakt van het eerste: beperking van emissies door energiebesparing, belasten van energiegebruik en/of CO2-emissies, stimuleren of zelfs verplicht stellen van energiezuinige en duurzame toepassingen, enz. Op zich begrijpelijk en in beginsel verstandig, want verduurzaming is, zelfs als we klimaatverandering geheel buiten beschouwing zouden kunnen laten, hoe dan ook een goed idee. We zijn voor onze energievoorziening immers veel te afhankelijk van geopolitieke krachten waarop Europa beperkt en Nederland geen invloed heeft. Actuele voorbeelden: de Russische agressie tegen Oekraïne en de recente omwenteling in de Verenigde Staten, sinds 20 januari bestuurd door een would-be dictator, die de verkoop van LNG als wisselgeld inzet in een idiote door hemzelf ontketende handelsoorlog. Alleen al daarom blijft het raadzaam klimaatdoelen te handhaven, al zou je ze gegeven de omstandigheden beter energiedoelen kunnen noemen.

“Tegelijkertijd beseffen mensen dat het klimaatbeleid van Europa, laat staan van individuele Europese landen, qua mondiale emissies geen deuk in een pakje boter slaat”

Maar de focus op mitigatie en het streven naar netto nul emissies heeft ook nadelen. Die werden onlangs kernachtig verwoord door Tony Blair in een voorwoord bij een rapport van een door hemzelf opgerichte denktank, het inmiddels ruim 900 medewerkers sterke Tony Blair Institute for Global Change. Het document, The Climate Paradox: Why We Need to Reset Action on Climate Change getiteld, trok in Nederland weinig aandacht maar in het Verenigd Koninkrijk des te meer. Daar staan de opvattingen van de oud-premier en Labour-politicus garant voor soms heftige discussies, vooral met progressieven van de radicalere soort. Die verwijten hem tot op de dag van vandaag dat hij tijdens zijn premierschap (1997-2007) net als Wim Kok bij ons destijds zonder ideologische veren pragmatisch tussen (neo)liberale recepten en sociaaldemocratische idealen laveerde. Genoemd voorwoord vormt daarop geen uitzondering. Nochtans laat Blair en in bredere en diepere zin het complete rapport goed zien waarom het klimaatbeleid in ons deel van de wereld vast dreigt te lopen na een periode waarin veel is bereikt op het gebied van verduurzaming en energie-efficiënte. Jammer alleen dat zowel progressieve als conservatieve media, kennelijk zonder het rapport goed te (willen?) lezen, na publicatie de indruk wekten dat Blair en zijn instituut zich tot het klimaatsceptische discours hadden bekeerd.

De pijnpunten zijn niet nieuw. De meeste mensen zijn er wel van doordrongen dat onnatuurlijke klimaatverandering bestaat en een grote bedreiging vormt. Tegelijkertijd beseffen zij dat het klimaatbeleid van Europa, laat staan van individuele Europese landen, qua mondiale emissies geen deuk in een pakje boter slaat. Dat maakt het lastig om burgers ervan te overtuigen dat zij mee moeten betalen aan de hoge kosten van de energietransitie. De productie van fossiele brandstoffen is wereldwijd ondanks het flink groeiende aandeel van hernieuwbare bronnen en elektrisch vervoer de afgelopen vijftien jaar niet gedaald maar gestegen en zal volgens de meeste ramingen minimaal tot 2030 verder stijgen. Dat geldt zelfs voor de meeste vervuilende, steenkool. In 2024, schrijft Blair, is China begonnen met de constructie van nieuwe kolencentrales met een totaal vermogen van 95 Gigawatt. Dat is, merkt hij fijntjes op, bijna net zoveel als de totale capaciteit van alle Europese kolencentrales tezamen. Het is maar één ongemakkelijke waarheid tussen vele, die laten zien dat het niet echt opschiet met het klimaatbeleid. Van de gewenste uitfasering van fossiele brandstoffen zal voorlopig geen sprake zijn. De COP, het internationale forum dat de beslissingen moet nemen die nodig zijn om de afspraken in het akkoord van Parijs na te komen, is hopeloos verdeeld tussen deelnemers die voorlopig geen economisch én sociaal belang hebben bij (te snelle) verduurzaming en zij die wel vooruit willen, lees de Westerse landen minus de VS van brokkenmaker Trump en de veelal arme landen die het meest te vrezen hebben van klimaatverandering.

Het gebrek aan internationale samenwerking stelt Europa voor een dilemma. Te veel groene politiek jaagt vervuilende industrieën over de grens naar regio’s die meer belang hechten aan economische ontwikkeling dan aan schoon produceren, met alle voor ons negatieve sociaaleconomische (en politieke!) gevolgen van dien. Te weinig houdt ons gevangen in een systeem dat onhoudbaar is, zowel qua energieafhankelijkheid als milieubelasting.

“Dit zijn geen nieuwe ideeën en gaan voor een deel aan hetzelfde mank als waarmee de klimaatwetenschap te kampen heeft: de afwezigheid van een glazen bol”

Wat dan wel? Is er een gulden middenweg? Voor het vinden van een bevredigend antwoord op die vragen moeten we toch eerst bij de wetenschap zijn, waarmee we terugkeren naar het boek van David Stainforth. Daarin gaat het primair om het verkrijgen van meer inzicht in de werking van en interacties binnen het klimaatsysteem, zodat we beter leren voorspellen wat klimaatverandering teweegbrengt, zowel in negatieve als positieve zin. Maar er is meer. Denk aan de versnelde ontwikkeling van baanbrekende én goedkope duurzame energietechnologie die na verloop van tijd in staat is fossiele brandstoffen uit de markt te drukken. En aan bestaande en innovatieve oplossingen, die naast de noodzaak van klimaatadaptatie uitvoerig aan bod komen in de publicatie van Blair zijn denktank. Voorbeelden daarvan zijn het afvangen en opslaan van CO2 aan de bron, het verwijderen van broeikasgassen uit de atmosfeer, inzetten van kunstmatige intelligentie en stroomlijnen van de internationale samenwerking met daarin een centrale rol voor de mega-uitstoters China en India.

Dit zijn geen nieuwe ideeën en gaan voor een deel aan hetzelfde mank als waarmee de klimaatwetenschap te kampen heeft: de afwezigheid van een glazen bol. Of de concurrentiepositie van hernieuwbare energie sneller sterk genoeg zal zijn om fossiele brandstoffen te overtroeven, is hoogst onzeker. Of CCS in de toekomst substantieel kan bijdragen aan emissiereductie, blijft voorlopig ook de vraag. Het verwijderen van broeikasgassen uit de atmosfeer is vooralsnog meer droom dan realiteit. Hoe AI concreet kan helpen bij het terugdringen van klimaatverandering, weten we evenmin. Tot slot bevinden we ons momenteel in een geopolitieke crisis die de zorgen over klimaatverandering naar de achtergrond dreigt te duwen.

Maar als de technologieontwikkeling sinds het begin van de industriële revolutie ons iets heeft geleerd, dan is het dat één uitvinding zoals de stoommachine, de compacte verbrandingsmotor of de computer alle verwachtingen, analyses en plannen van vandaag kan inhalen. Er is geen enkele reden te veronderstellen dat dit in de toekomst anders zal zijn. Voorlopig moeten we echter doorroeien met de riemen die we hebben. Daar kunnen we om treuren, maar beter is het de aanbeveling van David Stainforth ter harte te nemen, dat wil zeggen onze kennis te vermeerderen op alle terreinen die het klimaatsysteem direct of indirect beïnvloeden, multidisciplinair en in het vertrouwen of tenminste de hoop dat de mensheid ook deze crisis te boven zal komen.


David Stainforth, Predicting our climate future: what we know, what we don’t know and what we can’t know, Oxford University Press 2023.

Lindy Fursman, The climate paradox: why we need to reset action on climate change, The Tony Blair Institute for Global Change 2025. Gratis te downloaden: https://institute.global/insights/climate-and-energy/the-climate-paradox-why-we-need-to-reset-action-on-climate-change