Toch gaan veel media-analyses voorbij aan de heffingskorting energiebelasting, terwijl juist dát ons systeem onderscheidt. Elke elektriciteitsaansluiting met een verblijfsfunctie krijgt jaarlijks €635 (inclusief btw) belasting terug via de energieleverancier. Nederland is hierin uniek. Deze heffingskorting is de sleutel tot een eerlijker, effectiever en toekomstbestendiger systeem.
De energiebelasting, hoe zat het ook alweer?
De Nederlandse energiebelasting – oorspronkelijk de Regulerende Energiebelasting (REB) - werd ingevoerd op 1 januari 1996. Het idee was simpel: maak energieverbruik duurder om besparing te stimuleren en milieukosten te internaliseren. Een EU-brede heffing bleef uit, dus Nederland ging solo. De REB gold alleen voor kleinverbruikers en ging gepaard met een verlaging van de inkomstenbelasting. De gedachte: vergroenen zonder koopkrachtverlies.
Aanvankelijk was een basishoeveelheid van 800 kWh stroom en 800 m³ gas vrijgesteld. Vanaf 2001 werd dit vervangen door de vaste heffingskorting, waardoor alle verbruik werd belast maar de koopkracht werd beschermd. Dit maakt het systeem progressief: wie meer verbruikt, betaalt meer belasting, maar iedereen profiteert van dezelfde korting.
“Nederland heft relatief veel energiebelasting op elektriciteit en aardgas, maar als je de heffingskorting meerekent, ziet het plaatje er voor huishoudens genuanceerder uit”
In 2009 kwam daar een extra verhoging van ongeveer €120 bij, als compensatie voor de invoering van het capaciteitstarief bij netbeheerders. Kleinverbruikers gingen toen relatief meer vaste netkosten betalen, waardoor kleine kleinverbruikers een stuk meer gingen betalen. De verhoging van de heffingskorting liet zien dat deze korting niet alleen fiscaal, maar ook sociaal en economisch een beleidsinstrument is geworden.
Ook werd in 2009 de hogere belastingvermindering gekoppeld aan een ‘verblijfsfunctie’. Een verblijfsfunctie is een ruimte waar gewoond of gewerkt wordt maar is niet eenduidig afgebakend of geregistreerd. De heffingskorting kende toen twee tarieven, een hoger bedrag (inclusief de compensatie voor nettarieven) voor aansluitingen met een verblijfsfunctie en een lager bedrag voor aansluitingen zonder verblijfsfunctie. Deze differentiatie werd ingevoerd om gerichter te compenseren en misbruik te voorkomen, maar zorgde ook voor administratieve complexiteit en discussies over de definitie van 'verblijfsfunctie'. Sinds 2015 is de korting alleen nog van toepassing op aansluitingen met een verblijfsfunctie. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling sinds de start van de heffingskorting te zien.

Figuur 1: Heffingskorting energiebelasting voor aansluitingen met een verblijfsfunctie. In oranje het bedrag voor 2026. Dit bedrag is ongeveer 5 euro hoger dan 2025 ondanks de vrijgemaakte 200 miljoen euro. Dit komt doordat er nog een verlaging van de heffingskorting, van ca. 15 euro, uit oudere belastingplannen gepland stond.
Hoe verhouden wij ons tot de buren?
Nederland heft relatief veel energiebelasting op elektriciteit en aardgas. Maar als je de heffingskorting meerekent, ziet het plaatje er voor huishoudens genuanceerder uit. In tegenstelling tot Nederland kennen Duitsland, Frankrijk en België geen vaste korting per aansluiting. Zij hanteren alleen verbruiksafhankelijke energiebelastingtarieven en de BTW. In het Verenigd Koninkrijk ben je spekkoper, daar zijn huishoudens vrijgesteld van energiebelasting en geldt een verlaagd btw-tarief van 5% op energie.
Verdelen we de heffingskorting van €635 evenredig, op basis van energie-inhoud, over het gemiddelde huishoudelijke verbruik van 2.700 kWh stroom en 1.200 m³ aardgas (~12.000 kWh), dan ontstaat een effectieve belastingdruk van:
- Elektriciteit: €0,08 per kWh (incl. btw)
- Aardgas: €0,027 per kWh (incl. btw)
Voor aardgas is dit vergelijkbaar met de buurlanden (€0,02-€0,03 per kWh). Voor elektriciteit is de Nederlandse belastingdruk fors hoger: onze buren zitten op ongeveer €0,025 per kWh tegenover onze €0,08 per kWh.
“Dat de Nederlandse energiebelasting voor huishoudens buitensporig is ten opzichte van het buitenland, houdt geen stand als je rekening houdt met de heffingskorting”
Kijk je naar een all-electric woning – waarbij 12.000 kWh aardgasverbruik is vervangen door 4.000 kWh stroom (COP=3 (Coëfficiënt of performance, ook wel de efficiëntie van de warmtepomp, red.) – dan daalt de effectieve belastingdruk op elektriciteit naar €0,028 per kWh. Dat is vergelijkbaar met de buurlanden, maar nog altijd zo'n 10% hoger.
De conclusie? De stelling dat de Nederlandse energiebelasting voor huishoudens buitensporig is in verhouding met buurlanden, houdt geen stand als je rekening houdt met de heffingskorting. Uitzondering is het VK, waar huishoudens vrijwel geen belasting betalen over energie.
Voor bedrijven ligt het anders. Door hun hogere verbruik heeft de heffingskorting weinig effect en blijft de belastingdruk hoog, vooral voor kleine ondernemingen en maatschappelijke instellingen.
Welke knop draai je aan?
De betaalbaarheid van de energierekening, waar energiebelasting een groot deel van uit maakt, staat onder druk. Maar hoe verlagen we die belastingdruk op een verstandige manier? Er zijn vier fiscale knoppen: de belasting op aardgas, die op elektriciteit, de heffingskorting, en de btw.
- Verlagen van de belasting op aardgas is onverstandig. Het haalt de prikkel weg om te isoleren en over te stappen op duurzame warmte via warmtenetten of warmtepompen. Bovendien benadeelt het huishoudens die al ín verduurzaming hebben geïnvesteerd.
- Verlagen van de elektriciteitsbelasting sluit wél aan bij het klimaatbeleid. Maar de impact is beperkt voor huishoudens die nog grotendeels op gas zitten – vaak huurders zonder veel alternatieven. Een verlaging tot het EU-minimum zou een huishouden met 2.700 kWh zo'n €300 opleveren, voor een all-electric woning zelfs €800. Dit roept ook de vraag op of dat forse verschil gerechtvaardigd is.
- Verlagen van de btw is relatief eenvoudig en heeft een breed effect – ook op netkosten en leveringstarieven. De besparingsprikkel voor aardgas verminderd wel. In 2022 is dit tijdelijk gedaan (21% naar 9%). Het voordeel: ook warmtenetgebruikers profiteren fors mee.
- Verhogen van de heffingskorting energiebelasting is de meest logische en doelmatige optie. De prikkel om te besparen blijft bestaan, de verdeling is gelijk voor iedereen, en het systeem is in de basis progressief: hoe meer je verbruikt, hoe meer je betaalt. Het kabinet kiest in de voorjaarsnota voor deze knop.
“Door huishoudens fiscaal te verbijzonderen ontstaat ruimte voor differentiatie. Twee categorieën: huishoudens en niet-huishoudens (of bedrijven)”
Maak de heffingskorting gericht op huishoudens
De huidige koppeling van de heffingskorting aan de verblijfsfunctie zorgt voor grijze gebieden en fraudegevoeligheid. Garageboxen met een wc, bijvoorbeeld, om aanspraak te maken op honderden euro's korting. Maak daarom een duidelijke knip: koppel de heffingskorting aan de woonfunctie. Een woonfunctie is goed gedocumenteerd, bijvoorbeeld in het Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), in tegenstelling tot een verblijfsfunctie. Daarmee wordt het instrument gerichter, eerlijker en eenvoudiger uitvoerbaar.
Door huishoudens fiscaal te verbijzonderen ontstaat ruimte voor differentiatie. Twee categorieën: huishoudens en niet-huishoudens (of bedrijven).
En dat is hard nodig. Ook veel kleine bedrijven zoals musea, bibliotheken, scholen, horeca en zwembaden zitten in de problemen. Voor hen heeft de heffingskorting een beperkt effect doordat zij meer gebruiken. Maar zij gebruiken ook niet genoeg om de lagere tarieven van de hogere schijven te bereiken. Deze instellingen betalen voor aardgas (tot 170.000m3 verbruik) hetzelfde hoge tarief als huishoudens. Ook voor elektriciteit is de belastingdruk fors in de 3de schijf (10.000 tot 50.000 kWh), zeker in vergelijking met omliggende landen. De heffingskorting valt daarbij in het niet.
Martien Visser pleitte op Energiepodium voor halvering van de energiebelasting op elektriciteit en gas. Ik zou dat voorstel wat willen verfijnen.
- Voer aparte energiebelastingtarieven in voor huishoudens en bedrijven.
- Geef huishoudens een hoog vast tarief op gas en een laag tarief op elektriciteit. Compenseer dit hoge gastarief met de heffingskorting en houd daarbij eventueel ook rekening met stijgende netwerkkosten.
- Voer een twee-schijvenstelsel in voor bedrijven: een lagere eerste schijf voor kleine verbruikers, en een tweede schijf op het EU-minimum voor grootverbruikers, om elektrificatie te stimuleren.
Zo krijgt de politiek veel meer beleidsruimte om energiebelasting effectief en eerlijk in te zetten voor huishoudens, maatschappelijke instellingen, het MKB en de industrie. De 200 miljoen voor verhoging van de heffingskorting is een goede, maar ook een te kleine, stap. Nu doorpakken richting Prinsjesdag!